Een groen tapijt, zelfs waar verder niets groeit: deze gids legt uit hoe je bodembedekkers plant en onderhoudt.
08.09.2022
Lage struikjes en heesters die de tuingrond volledig groen houden
Robuust en gemakkelijk te onderhouden, bescherming tegen onkruid en verdamping, levensruimte en voedsel voor insecten
Geen te grote of te kleine afstand tussen de afzonderlijke bodemdekkers: neem de aanbevolen informatie van de vakhandel in acht
Tot het oppervlak volledig bedekt is (ca. 3 jaar) onkruid voorzichtig met de hand wieden, in deze periode de grond in het voorjaar met compost bedekken.
Altijdgroene en houtachtige soorten in het voorjaar terugsnoeien, planten die hun blad verliezen in het najaar terugsnoeien
Er zijn winterharde, altijdgroene, bloeiende en bijenvriendelijke bodemdekkers die kleine struikjes of heesters kunnen vormen. Bovendien zijn er bijzonder robuuste bodembedekkers die op een helling, in de schaduw en in de felle zon groeien.
Je kan de bodembedekkers het best planten in de nazomer of herfst, vooral als het om planten onder bomen gaat. In die periode hebben de bomen hun groei al voltooid en halen ze minder voedingsstoffen uit de grond.
Ook onkruid is in het najaar niet meer actief. Zo kunnen de nieuw geplante bodembedekkers zich voor de winter ongestoord inwortelen en zich in het voorjaar over de grond verspreiden.
Bodembedekkers zijn lage struikjes en heesters die de tuin begroeien met kruipende scheuten en ondergrondse uitlopers en daarbij zeer dicht groeien.
Deze robuuste planten zijn bijzonder geschikt voor de onderhoudsarme begroeiing van plekken die moeilijk bereikbaar zijn of die niet geschikt zijn voor andere planten, zoals in de schaduw, op een helling of onder bomen.
Tegelijkertijd kunnen ze decoratief worden gebruikt: om tussenruimtes in het bloemperk op te vullen of om de tuingrond te bedekken met een groen of bloeiend tapijt.
Bodembedekkers bieden veel voordelen voor je tuin:
Veel robuuste bodembedekkers groeien op plekken waar andere planten geen kans hebben. Bijvoorbeeld onder bomen en struiken.
Bodembedekkers zijn weliswaar geen methode om onkruid te bestrijden, maar verminderen de onkruidgroei wel. De planten verspreiden hun bladeren en wortels zo dicht uit, dat indringers gewoon geen plaats meer hebben.
Bodembedekkers zijn geschikt voor de beplanting van hellingen. Met hun wortels houden ze de aarde vast en voorkomen zo de erosie van de bodem (bijv. door wind of het uitspoelen van de bodem door het regenwater). Als je grasmaaien op hellingen wilt vermijden, kan je ook bodembedekkers, zoals kruiproosjes, gebruiken.
Bodembedekkers dienen als een soort levende mulch en werpen schaduw op de grond. De planten beschermen tegen direct zonlicht en houden vocht vast. Ook het waterverbruik door de bodembedekkers is lager dan de verdamping bij een onbeschermde tuingrond.
De meeste bodembedekkers bieden voedsel en leefruimte voor insecten en stimuleren het leven van nuttige organismen in de bodem – een goede optie om een diervriendelijke tuin te creëren.
Winterharde bodembedekkers | Alle soorten |
Bloeiende bodembedekkers | Aubrieta Lipbloemen Romeinse kamille |
Altijdgroene bodembedekkers | Dikkemanskruid Gewone klimop Altijdgroene euonymus fortunei |
Bodembedekkers voor schaduw | Epimedium Waldsteinia fragarioides Asarum |
Bodembedekkers voor felle zon | Phlox subulata Ceratostigma willmottianum Campanula |
Bijenvriendelijke bodembedekkers | Scherpe muurpeper Kruipend zenegroen Lipbloemen |
Bodembedekkers voor beplanting van hellingen | Kruiproosjes Vrouwenmantel Waldsteinia |
Bodembedekkers tegen onkruid | Alle dicht groeiende soorten, zoals: Geranium Tiarella |
Kleurrijke bodembedekkers zoals kattenkruid, kruipende geraniums en kruipaster passen goed bij rozen. Ook bodembedekkers zoals vrouwenmantels of heuchera overtuigen met hun opvallende bladeren en passen heel goed bij rozen.
Epimedium, maagdenpalm, klimop, altijdgroene euonymus fortunei, stekelnootjes, waldsteinia fragarioides en pachysandra zijn snel groeiende bodembedekkers.
Bodembedekkers zoals vrouwenmantels, waldsteinia, meiklokjes, geraniums en zelfs kleine struikroosjes groeien op hellingen.
Voordat je met planten begint, moet je rekening houden met bijzonderheden zoals de afstand tussen de planten, seizoensgebondenheid en een geschikte locatie.
In de vakhandel worden bodembedekkers onder andere in potten aangeboden die gedurende het hele tuinseizoen kunnen worden geplant.
Het beste is echter de nazomer en de herfst, vooral als het gaat om planten onder bomen. In die periode hebben de bomen hun jaarlijkse groei al voltooid en halen ze minder voedingsstoffen en water uit de grond, zodat er meer restmateriaal overblijft voor de bodembedekkers.
Ook onkruid is in het najaar niet meer actief. Zo kunnen de nieuw geplante bodembedekkers zich voor de winter ongestoord inwortelen en zich in het voorjaar over de grond verspreiden.
Bodembedekkers zoals meiklokjes, kruipende wacholders, slaapkamergeluk, kruipasters, klimop, geraniums en asarum zijn winterhard.
Bodemdekkers kunnen op verschillende manieren worden vermenigvuldigd.
Door wortelstokken
Bij rizoomvormende soorten (bijv. sommige soorten geraniums), wortelstokjes met blad of stukken met knoppen afknippen en in de kweekpot wortel laten schieten. Plant ze vervolgens uit.
Door stekjes
Sommige bodembedekkers (bijv. klimop) kunnen met stekjes worden vermeerderd. Knip hiervoor een scheut met stengels en bladeren af met een schone schaar, verwijder de onderste bladeren en zet ze in het water om te wortelen of direct in de grond.
Door afleggers
Bij sommige bodembedekkers (bijv. maagdenpalm) wortelen de lange bovengrondse scheuten zodra ze langere tijd contact maken met de grond. Deze scheuten met wortels afsnijden en opnieuw planten.
Door zaden
Verzamel de zaden, laat ze kiemen en plant ze in het perk.
Door splitsen
Veel bodembedekkers hebben ondergrondse, houtachtige wortels en kunnen eenvoudig worden gesplitst en opnieuw worden ingeplant om te groeien. Daarvoor moet elk stukje knoppen hebben gevormd.
Bodembedekkers zien er bijzonder goed uit langs tuinpaden en creëren een natuurlijke, bloeiende overgang tussen het gazon en het perk. Ook als beplanting onder struiken of bomen doen ze het goed.
Bij het kiezen van de juiste bodembedekkers moet je je op de gewenste locatie oriënteren, niet andersom.
Er zijn soorten bodembedekkers die op zonnige (bijv. kattenkruid) of schaduwrijke (bijv. epimedium) plekken groeien.
Voor grotere oppervlakken zijn vooral de sterk groeiende en altijdgroene soorten ( (bijv. dikkemanskruid) geschikt die de bodem het hele jaar door afdekken. Kleinere plekken hebben echter langzaam groeiende bodembedekkers nodig, zoals asarum, omdat ze anders snel overwoekerd worden.
Vlak wortelende berken, hazel, mahonia, spitse ahorn of spar zijn minder geschikt voor onderbeplanting. Daarvoor komen alleen zeer robuuste en weinig eisende bodembedekkers in aanmerking, zoals maagdenpalm of berggeraniums.
Beuk en kastanje dragen in de zomer een kolossaal, dicht bladerdak dat slechts weinig licht doorlaat en een onderplanting moeilijker maakt.
Grote struiken (bijv. vlierbes), bomen met een hartwortelsysteem (bijv. veld-ahorn), fruitbomen, diep wortelende es, eik, grove den, linde en taxus zijn daarentegen goede buren voor bodembedekkende soorten.
Om de planten dicht te laten groeien en de grond volledig te bedekken, zet je de afzonderlijke planten op de juiste afstand van elkaar. Deze mag bij het aangroeien niet te groot of te klein zijn, anders nemen de planten het water en de voedingsstoffen van elkaar weg.
Neem de door de vakhandel aanbevolen informatie over het aantal planten per vierkante meter in acht. Deze wordt als volgt berekend:
(100/aantal planten per vierkante meter) x 2 = plantafstand
Indien deze gegevens ontbreken, dan geldt: voor het plaatsen van bodembedekkende planten reken je met 8 tot 10 planten per vierkante meter. Bij bodembedekkend struikgewas neem je 6 tot 8 planten per vierkante meter.
Nu wordt er geplant! Voor het planten van de bodembedekkers moet je rekenen op ongeveer één werkdag.
Bodembedekkers
Plantenaarde/schorshumus
Mulch van hakselaar
Takken om de plantgaten onder de boom te markeren
CombiSysteem met bodemfrees (bijv. KM 56 RC-E + BF-KM)
Heggenschaar (bijv. HLA 56)
Optioneel: hakselaar (bijv. GHE 135 L)
Kruiwagen
Tuinvork
Schepje of grondmes
Krabber
Metalen hark
Schop om de humus/plantenaarde te verdelen
Emmer
Gieter of slang met spuitkop
Werken met krachtige machines is leuk en doet je boven jezelf uitstijgen. Maar je moet ook kunnen rekenen op effectieve en veilige persoonlijke veiligheidsuitrusting.
Draag altijd je persoonlijke veiligheidsuitrusting wanneer je met tuingereedschap werkt. Deze omvatten onder andere snijbestendige handschoenen en een veiligheidsbril. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van het product voor meer informatie.
Vóór het eerste gebruik moet je goed weten hoe de machine werkt en ervoor zorgen dat deze vóór elk gebruik in perfecte staat is.
Op verzoek maakt je STIHL dealer je machine met plezier klaar voor de eerste klus en adviseert je ook over de soorten veiligheidskleding die je rustig kan passen. Denk eraan dat een persoonlijke veiligheidsuitrusting geen vervanging is voor een veilige werkmethode.
Verwijder zo nodig graszoden en grof onkruid van het oppervlak.
Met de tuinvork insteken, schudden en op dezelfde wijze als bij het graven op en neer bewegen. Omspitten is alleen nodig bij zware bodems.
Verwijder vervolgens de wortels van onkruid en stenen zorgvuldig met het CombiSysteem.
Strooi de schorshumus over de grond en werk het met een CombiSysteem KM of een krabber in de bodem in. Bij zware bodems komt er nog grof bouwzand bij, bij zandbodems is de humus voldoende.
Voordat ze de grond ingaan, moeten de planten in de potten worden geplaatst. Dompel de pot in een emmer water tot je geen luchtbelletjes meer ziet.
Verdeel pannen met bodembedekkers over de plaatsen waar je ze vervolgens wilt planten. Zo heb je de mogelijkheid om een indruk van het totaalbeeld te krijgen en eventueel al aan te passen waar nodig.
Haal de planten afzonderlijk uit de potten. Bereid met een schepje de juiste gaten in de grond voor, zet de planten erin en druk ze licht aan.
Meteen onder een boom en bij een ondergrond met veel wortels kan je gemakkelijk met een grondmes (ook wel hori-hori genoemd) in plaats van met een schop werken. Het mes heeft een stabiel, maar stomp lemmet en is ideaal voor de tussenruimten tussen de wortels.
Op bijzonder smalle plaatsen kunnen in plaats van hele bodembedekkende heesters afzonderlijke scheuten worden ingezet.
Snoei vervolgens lange takken tot de helft terug.
Vooral bij bodemdekkers met kruipende scheuten (zoals evooi, dwergmispelen en maagdenpalm) is dat belangrijk, want anders schieten ze uit aan de punten in plaats van zich te verdichten. De grond eromheen wordt daardoor slecht afgedekt en het duurt langer voordat het oppervlak goed is begroeid.
Bedek de aarde rondom de zojuist gesnoeide bodembedekkers met mulch en giet rijkelijk water.
Breng in de laatste stap een grasrand aan op het beplante oppervlak. Gebruik een schop of een graskantsteker om een kleine greppel rond het nieuw ontstane oppervlak uit te steken. Zo ontstaat een mooie, zuivere overgang tussen het gazon en de nieuwe planten.
Zowel het gras als de bodembedekkers blijven in hun eigen gebied en hebben geen extra verzorging nodig.
De volgende stappen zijn alleen relevant bij het planten van bodembedekkers onder bomen en vervangen de bovenstaande stappen 1 t.e.m. 3.
Maak de grond los met een tuinvork of een krabber. Verwijder vervolgens onkruid en vuil.
Markeer lossere, diepere plekken tussen de boomwortels met kleine staafjes of takken. Op deze punten hebben bodembedekkers voldoende ruimte om wortel te schieten.
Bedek en hark de grond onder de boom met een laagje schorshummus van 5 centimeter. Blijf daarbij 20 tot 30 centimeter weg van de boomstam: Vooral oppervlakkig wortelende soorten en in het bijzonder beuken reageren gevoelig op opgehoogde grond onder hun kroon, de zogenaamde boomschijf.
Struiken en diep wortelende bomen verdragen daarentegen een dikkere humuslaag van ca. 10 centimeter.
Nu de bodembedekkers zijn geplant, is een beetje geduld nodig. Om ervoor te zorgen dat de bodembedekkers zich prettig voelen in hun perk, kan je hun gezondheid en groei in de tussentijd ondersteunen met de juiste verzorging. Neem daarbij de volgende tips in acht:
Geef de bodembedekkers direct na het planten rijkelijk water en bedek ze met mulch. In de zomer besproei je het perk eenmaal per week en indien nodig vaker.
Gedurende de twee jaar na het planten zouden de bodembedekkers onder bomen voldoende water moeten krijgen. Dat is vooral belangrijk in de late lente en zomer: In de periode waarin ze blad krijgen tot het einde van de belangrijkste groeifase in juli hebben vooral vlakwortelende bomen veel water nodig dat ze onttrekken aan de grond. Bovendien werken dichte boomtoppen als een paraplu, zodat de planten eronder nauwelijks kans krijgen om regen op te vangen. Om ervoor te zorgen dat ook je bodembedekkers goed verzorgd zijn, is goed water geven dus cruciaal.
Afhankelijk van de groeikracht van de planten duurt het tot drie jaar voordat de openingen tussen de bodembedekkers volledig dichtgegroeid zijn. Mettertijd zal weer onkruid opduiken, dat je met de hand moet wieden. Wieden met hulpmiddelen is in dit geval ongewenst: bodembedekkers hebben vlakke wortelsystemen die gemakkelijk beschadigd kunnen raken als je te grof wiedt.
Ga als volgt te werk bij het terugsnoeien van de bodemdekkers:
De beschermkap van je heggenschaar (bijv. HLA 56) voorzichtig lostrekken.
Controleer de accu en start het apparaat.
Zet het mes horizontaal en beweeg het over de planten heen. Snoei de bodembedekkers ongeveer tot de helft terug. Houd het mes verticaal om de zijkanten in te korten. De onderste randen kunnen netjes met een kantenmaaier (bijv. FSA 60) worden ingekort.
Gebruik een riek of hark om de afgesnoeide resten te verwijderen.
Of en hoe vaak je de planten per jaar moeten snoeien, hangt af van hun gesteldheid en de drang te gaan woekeren.
Houtachtige gewassen worden alleen in vorm gesneden of om de paar jaar verjongd. Woekerende soorten moeten daarentegen worden geremd in hun verspreiding door ze regelmatig te snoeien. In het algemeen geldt:
Vaste planten: de variëteiten die uitlopers vormen en die net als geraniums woekeren, kan je in het najaar inkorten tot enkele centimeters of snoei aan de rand van het perk de uitstekende scheuten. Snoei ze indien nodig terug.
Heesters: bij groenblijvende, bodemdekkende heesters, zoals koraalbes of mirte is het snoeien een kwestie van smaak, net als bij het in vorm brengen van een heg. Afhankelijk van de groeikracht moeten heesters om de 1 tot 2 jaar worden teruggesnoeid. Snoei ze gerust vlak boven de grond terug. Laat daarbij wel voldoende vertakkingen en slapende knoppen over.
Kruiproosjes: voor kruiproosjes is het nodig ze om de twee tot drie jaar terug te snoeien.
Over het algemeen worden de bodembedekkers in het voorjaar of in het najaar gesnoeid. Snoei groenblijvende soorten in het voorjaar en bladverliezende soorten in het najaar of op een vorstvrije dag in de winter terug.
Ook het snoeien om houtachtige bodembedekkers te verjongen, gebeurt in het voorjaar. Zorg er daarbij voor dat je voldoende knoppen aan de scheuten laat staan, zodat de plant weer verder kan groeien.
Bodembedekkers hebben meestal slechts weinig onderhoud nodig. Voldoende water, regelmatig snoeien en organische meststoffen zijn alles wat de planten nodig hebben als verzorging om te kunnen groeien.
Bedek de aarde rond de bodembedekkers in de eerste drie jaar na het planten in het voorjaar met compost voordat je gaat mulchen.